Zelf geschreven verhalen

Zelf geschreven verhalen:

Verdachte post.

“Oké”, zei John terwijl hij niet eens wist met wie hij zat te praten. Want de man achter de telefoon zei dat hij er geen spijt van zal krijgen. De man bood hem een reisje aan voor John’s hele gezin. Daar gingen ze dan gratis, in een vliegtuig op weg naar Amerika. In het vliegtuig zat John weer met zijn broertje ruzie te maken, tot ereen man langs kwam met een zwarte bril op en een grote blauwe hoed, John en zijn broertje waren toen wel stil want die man zag er niet zo aardig uit. 

 

 Later die dag, toen ze aankwamen op het vliegveld van Amerika, stapten ze in een taxi want ze moesten nog een eind rijden. “Mammie”, zei het broertje van John, “ja lieverd”, antwoordde zijn moeder, “waarom zit die zwarte auto de hele tijd achter ons?”, vroeg hij “nou er moeten wel meer mensen met de auto ergens heen”, antwoordde de moeder. Maar John vond het maar eigenaardig. Later die dag kwamen ze aan bij hun Hotel, terwijl moeder zat te mopperen omdat er maar twee bedden waren, zat John nog te denken aan die zwarte auto, die zelfde auto die hier nu tegenover staat.

 

 John en zijn familie gaan die dag nog naar het zwembad, “mammie het water is koud”, zei het kleine broertje “daar kan ik niks aan doen”, antwoordde moeder. John is nog niet eens in het water geweest, hij houd niet van zwemmen, hij zat liever een boek zit te lezen, een spannend boek, dat gaat over detectives. “Mam mogen we naar het appartement”, vroeg John, “ja John we gaan zo!”antwoordde moeder. Toen ze in het appartement aankwamen, lag alles over hoop, moeder was kwaad en verdrietig te gelijk “wie doet nou zo iets”, zei ze met tranen in haar ogen, “wat willen ze van ons”,zei ze toen.

 

 

John dacht na wat ze wilden. John had voor dat hij het vliegtuig in stapte en nog thuis waren, een pakketje ontvangen maar die had hij nog niet geopend, hij had die altijd in zijn tas en die tas heeft hij altijd bij zich. John dacht aan dat pakketje waar een ander adres op stond die hij niet kende, en hij dacht ook aan de zwarte auto en de man in het vliegtuig. Het zag er allemaal maar verdacht uit, maar hij kon niks doen.

 

 

Die nacht kon hij niet slapen, hij moest er maar steeds aan denken, wat de man er mee te maken kon hebben, de auto en het pakketje. Hij is intussen al vijftien, en houd van spanning, maar dit word een beetje te spannend voor hem, hij wil direct weten wie ermee te maken heeft, wie er bij hun heeft ingebroken, van wie het pakje is, en waarom die mysterieuze man hem zomaar deze gratis vakantie aanbood zonder een naam te geven.

 

 

Zijn broertje lag naast hem, doordat er maar twee bedden waren, had hij problemen met het woelen van zijn grote broer, hij schreeuwde bijna “Joooooohn! Hou op, ik wil slapen!” Daar schrok John van want hij was ver in gedachten. De volgende ochtend deed hij zijn kleren aan, en ging met zijn broertje en zijn moeder naar beneden voor het ontbijt. En daar zat de man met de zonnebril en hoed weer, hij zat alleen maar te staren naar John. John zag het, maar sloeg zijn ogen snel weer weg. “mam die man kijkt ons steeds aan” fluisterde John. “niet op letten John”antwoordde zijn moeder. “mammie mogen we naar het strand”, vroeg John’s broertje. Mamma knikte. Ze moesten eerst naar de balie om kaartjes te kopen voor het strand, anders krijgen ze geen stoel of plek. John’s broertje sprong na dat hij was ingesmeerd tegen de zon meteen het water in.

 

Terwijl John en zijn moeder een ijsje gingen kopen voor hun drieën, was de man ook gearriveerd, dat was een grote zorg voor John, hij lette nu de hele tijd op zijn broertje. Hij was bang dat hij word ontvoerd, maar John moest even ergens anders naar kijken om het ijsje te pakken, en tot grote schrik was zijn broertje weg en de man ook. Hij was bang, heel bang, want hij zag zijn broertje nergens meer, hij had het hele strand al afgezocht maar niks gevonden.

 

 Zijn moeder barstte in tranen uit toen John het hele verhaal vertelde. Toen ze aankwamen in hun appartement plofte zijn moeder vol verdriet neer op haar bed, want John en zijn broertje waren nog het enige wat ze over had, omdat de vader drie jaar geleden gestorven was door een auto ongeluk. John ging onmiddellijk naar zijn kamer en zag daar een briefje liggen en riep zijn moeder. Zijn moeder kwam er onmiddellijk aan, en las het briefje, ze keek vol afschuw op het briefje neer want er stond:

 

  Als u mij het pakketje niet geeft dan ziet

 u uw zoontje nooit meer terug kom het brengen

 in de hotel lobby om 12.00 uur vanmiddag.

 

Nu was zijn moeder nog verdrietiger en keek naar het pakketje en zei “wat is zo belangrijk aan dat stomme pakketje”. John deed het pakketje voorzichtig open, en zat erin te staren alsof hij dit eerder had gezien, en dat klopt, op televisie was er ook wel eens een documentaire over dit soort dingen, maar hij dacht niet dat hij het ooit in het echt zou mee maken. Zijn moeder zag het ook, en wou direct naar de afgesproken plaats. Maar John hield haar nog even tegen, en zei best bang “is het wel te vertrouwen mam?” maar daar dacht zijn moeder wel even over na. Maar ze zei wel dat ze het deed, maar John moest wel mee kijken, met een pan in de hand voor het geval dat het mis ging. Die middag kwam moeder in de lobby met het gevreesde pakketje. De man was er niet, de moeder werd steeds banger niet alleen dat er illegale diamanten in het pakketje zaten, maar ook voor de man als die niet komt opdagen met haar zoontje.

 

Maar ze hebben geluk, want de man kwam een half uur te laat met het jongetje, de moeder was opgelucht, maar de man had wel een geweer bij de hand. Daar wilde de moeder niet eens op letten, ze was in gedachten toen ze haar zoontje weer zag, totdat de man zei “het pakketje”, ze kwam dichterbij, maar niet te dichtbij, want ze was bang voor de man en het geweer, maar ze gaf het pakketje wel kalm af.

 

 

 

Nadat de rust eindelijk terug kwam in het gezin, wilden ze de politie bellen, maar ze wisten niet hoe de man eruit zag, want hij had nu weer de hoed en bril op, en misschien morgen wel weer iets anders, dus ze zijn bang dat ze hem niet kunnen aangeven. Ze vinden het eigenlijk wel fijn dat ze weer naar huis kunnen, ze vonden het niet zo’n leuke vakantie, maar ze zijn nu wel weer rustig. En nu ze weer veilig thuis zijn, en John weer zijn computer heeft gevonden heeft en zijn broertje zijn actie figuren lijkt het dat alles weer normaal is.





Nog een verhaal:


Vlucht.

De Romeinen hadden een patrouille erop uit gestuurd om mij
op te sporen maar ik zat in een grote holle boom dus ze konden
me niet vinden, “bekijk de noordkant eens”, zei de leider van het team,
 ze zochten de hele dag door maar konden mij maar niet vinden. Eigenlijk
deden ze geen eens moeite, ze zaten zelfs de
halve dag te eten met hun stoere tentjes, terwijl ik met veel honger in de boom zat. Ik werd kwaad, want ze riepen mijn
naam “Tim jongen kom maar te voor schijn want
we hebben kip, wij weten zeker dat je wel honger hebt” daarna lachten ze ook zo
uitdagend.


Het verhaal begon toen ik geboren was bij de Germanen. Ze
waren ruig heel ruig, elke dag kwam er wel een Germaan terug van patrouille met
een dode romein, en altijd vond ik het weer smerig. Altijd het zelfde, het hele
hoofd vol bloed dat niet eens van de Romein zelf was, ik wist nooit van wie of wat dat bloed was. Ik vond het vooral
niet leuk dat mijn eigen vader me altijd sloeg, als ik
daar naar keek hij zei dan altijd “wees een kerel maak je niet druk, jij word
ook nog wel zo’n krijger”. Daar moest ik wel over na denken, de gedachte eraan
vond ik maar niks. Ik kon er een nacht niet van slapen. Ik stond
op van een zware nacht, terwijl ik mijn tent uit ging zag ik een knokpartij, mijn vader en mijn oom vochten, ze
hadden pijn.


Er waren veel jaren vergaan voordat ik eindelijk weg durfde
te lopen bij de Germanen.
Ik heb me helemaal aangepast, mijn haar is geknipt, mijn
baard is geschoren, nieuwe kleren gekocht. Nadat ik weg liep en veranderde kwam er opeens een patrouille van de Romeinen
aan, ik heb me toen snel verstopt. Maar de Romeinen zagen me
achter de boom duiken, dus haalden ze me erachter vandaan . Ze vroegen me van alles, waar ik vandaan kwam, hoe ik heet, waarom ik hier ben, of ik een Romein ben. Op alles heb ik antwoord gegeven, overal heb ik over gelogen behalve mijn naam.


Ik werd behandeld als een echte gast voor de Romeinen en ze
waren heel aardig. Toch wist ik dat ik me niet altijd kon voor doen als een
Romein, en als ik mee moest vechten tegen mijn eigen volk en ik kom mijn vader tegen dan heb ik een probleem, niet alleen met mijn vader maar ook met de Romeinen en de Germanen.


Ik wou weg ver weg bij alle Romeinen en alle Germanen zodat
ik geen zorgen meer had, maar het kon niet, de Romeinen hielden me vast al was ik een gast. Ik bedacht allerlei plannen voor in de nacht om te ontsnappen. Opeens sprong ik op, want ik had een goed plan dacht ik.
Het plan was dat als ik erop uitgestuurd word ging weglopen,
snel en zachtjes, maar ik vond het wel riskant. De Romeinen gaan graag in de
nacht aanvallen, want ik heb al gehoord dat er verderop een Germanen kamp was opgeruimd.




Een Romein riep me vroeg in de nacht ongeveer om twee uur.
We gingen aanvallen op de kamp waar ik ben geboren. Onderweg kwamen we al een Germaan tegen, ik wist wel dat er nog Germanen liepen in de nacht, maar de Romeinen niet. Het werd een gevecht van man tot man, ik kende de Germaan wel dus ik verstopte me snel achter een rug van een Romein. Het was al te laat de Germaan zag me al en zei: “hey dat is ook een Germa” verder kwam hij niet, want hij werd neer gestoken. Iedere Romein richtte zich toen op mij, ik rende weg en de Romeinen kwamen achter me aan, maar zij hadden het zwaar want ze moesten met zware helmen en  bescherming lopen, ik
had gelukkig niks aan behalve normale kleren, dus ik was sneller. Ik ging in
een holle boom zitten terwijl de Romeinen nog best ver achter me waren. Ik zat er al een tijdje toen ze steeds dichter bij kwamen. Ze stopten precies bij mijn holle boom en maakten daar een kamp. Ze wilden me vinden hoe dan ook.

Ik werd moe en moest slapen maar ik durfde niet omdat ik
vaak snurk, ik ben dan bang dat ze me vinden. Later begon ik toch te slapen, en ja hoor, net waar ik bang voor was is gebeurt, ik ging snurken en toen ik
wakker werd zat ik in de kamp van de Romeinen met bloed voor mijn ogen, mijn eigen bloed. De Romeinen stonden om me heen met allerlei wapens, ik was bang heel bang.

“Ga slapen jij”, zei èèn van de Romeinen met een boze stem.
Maar ik kon niet slapen met touwen om mijn middel en benen, het zat te strak om weg te komen. Opeens hoorde ik paarden en gegil, het waren de Germanen dacht ik. De Germanen gingen in de tent waar ik was, de bewakers werden èèn voor èèn afgemaakt. Ik zag mijn vader en hij zag mij, ik was bang dat hij mij ook zal vermoorden maar hij maakte me los en knuffelde me. Hij zag me voor een echte man aan, omdat ik me bij de Romeinen aan heb gesloten en daarna weg liep. Ik vertelde het hele verhaal, ik zag mijn vader voor het
eerst heel trots naar me kijken.


nog een verhaal:

De pianist.

“Hij is wel goed he” zei de koning. “Voor een viertienjarige ja” zei zijn dochter “Hoe heet hij eigenlijk?” vroeg de koningin. “Vraag het hem” zei zijn dochter “Zeg jongeman” zei de koning “hoe heet jij eigenlijk?”. “Ik heet Bas meneer” antwoordde de jongen. “Waar heb je dat muziek spelen eigenlijk vandaan als ik vragen mag?” vroeg de koning. “Van mijn vader” antwoordde bas. “En waar is jouw vader nu dan?” vroeg de koning. “Die is omgekomen in de oorlog meneer” antwoordde bas. “Juist ja, dat is jammer” zei de koning.

 

De dagen erna was de jongen beroemd geworden over het hele land, de koning voedde hem op als zijn eigen zoon, en de dochter van de koning had een oogje op hem. Ze vond hem zo knap en zo goed in het spelen van de piano, dat ze zelfs stiekem eens een keer bij hem ging liggen. Natuurlijk vond hij dat geweldig! Naast een prinses liggen doe je niet elke dag. Zelf was zijn broer natuurlijk al een tijdje jaloers op hem, het was dan ook een grote luxe. Bas ging iedere dag minstens twee uur achter de piano, want deze luxe zou meteen stoppen als hij slechter werd, daarom deed hij dat.

 

Naarmate de tijd verstreek was hij al volwassen, en misschien wel de grootste pianist van allemaal. Maar dat was nog maar even want de koning wilde dat Bas mee vocht op zee. Het was tenslotte oorlog. Zijn boot was een Koninklijke boot en was ook meteen de grootste, heel mooi versierd met goud. Hij had wel achtendertig kanonnen, dat was pas echt geweldig voor hem, dat kwam niet vaak voor zoveel kanonnen. Hij nam afscheid van zijn vrouw (de eerdere prinses) en ging met volle vaart op zee. In zijn kajuit stond een schitterende piano, hij voelde zich al helemaal thuis.

 

“Piraten! Piraten!” riep de uitkijk. “Waar” vroeg de kapitein. “Aan stuurboord!” antwoordde de uitkijk. Bas kwam uit zijn kajuit gerend en keek bang naar het piraten schip. Normaal als ik bang, boos of verdrietig ben, ga ik piano spelen maar nu, nu pak ik een sabel en een geweer, ik tril heel erg. Al hebben ze achtendertig kanonnen de piraten verslaan ons, we hebben geen schijn van kans tegen de piraten. Maar we vochten wel, en zoals voorspeld verloren we. Ik  rende weer naar mijn kajuit om piano te spelen, ik had geen flauw idee waarom ik dat wilde. maar ik deed het gewoon, totdat er een piraat naar binnen kwam en mij mee sleurde.

 

 We kwamen aan bij een eiland, een best wel klein eiland maar er waren wel veertig schepen, allemaal waren het piraten schepen, dat kon ik zien doordat ze zo klein waren maar ook heel veel kanonnen hadden. Ze werden gebracht bij een man achter een tafel die aan het schrijven was,de man stond op en fluisterde iets tegen de piraat die ons meesleurde. De piraat knikte en verluisterde iets terug, de man knikte en keek naar mij, de piraat ging weg. “Zo” zei de man. “jij bent dus die goede pianist he?” “ja” antwoordde ik met bibberende stem. “Mooi zo dan kan jij voor mij piano spelen” antwoordde de man. “Mijn andere pianist komt ook zo dan kunnen jullie mooi met elkaar piano spelen, en ik zit dan lekker op mijn stoel”.

 

De andere pianist was ziek dus die kwam niet opdagen, ik moest als enige achter de piano. De man vond me geweldig en zei dat het bijna net zo klonk als zijn normale pianist, dat snapte ik niet, hoezo bijna net zo geweldig? Vond hij me slechter dan? Die vragen stroomden de hele tijd door mijn hoofd. Ik moest me die morgen weer melden bij de man waarvan de naam Bill was, de andere pianist was er ook en hij kwam me vaag bekent voor. We moesten wel vier uur voor de man spelen, mijn vingers deden er pijn van en die van de andere pianist ook. De pianist vroeg naar mijn naam, en toen ik mijn naam zei, keek hij mij voor een lang tijdje aan met tranen in de ogen, Maar waarom? ik weet niet eens wie hij is, behalve dat ik de rest van mijn leven met hem moet optreden voor maar één man.

 

 

Ik was geschokt, de pianist zei dat hij mijn vader was maar ik geloofde hem niet en ben weg gegaan ik zei tegen hem “mijn vader is jaren geleden gestorven in de oorlog!” en vertrok. De hele nacht lag ik wakker denkend aan de pianist ik kon het niet geloven, hij kwam me al vaag bekent voor maar dit kon ik niet weten. De dag erop moest ik me natuurlijk weer melden bij Bill maar dit keer geen piano spelen maar schoonmaken, de pianist was er ook, die mocht ook schoonmaken, hij keek mij de hele tijd aan en ik keek hem de hele tijd aan. Toen we vrij waren kwam alles weer bij me op, hoe mijn vader eruit zag en hoe hij was. Het was allemaal duidelijk, ik zag hem de pianist in mijn droom. Ik keek naast me, daar liep hij, plotseling omhelsde ik hem ik wist niet eens dat ik dat deed, maar het kon mij ook niks meer schelen. Hij fluisterde in mijn oren “morgen komt de marine en dan kunnen we weg”, ze komen met velen.

 

En zo was het dan de hele marine kwam op het eiland af, dit keer was ik niet wit maar alle piraten, de marine was wel met vierhonderd schepen en eisten alle gevangen. De piraten deden wat ze werden opgedragen. We waren eindelijk op een veilig schip, met alle andere gevangenen en dat waren er nog wel wat. Dagen hebben we gevaren totdat we eindelijk op veilig land aankwamen, waar mijn vrouw me op stond te wachten en me stevig omhelsde. “Elizabeth dit is mijn vader, vader dit is Elizabeth mijn vrouw en toekomstige koningin” zei ik. “Leuk je te ontmoeten” zei mijn vader. “Van hetzelfde meneer, maar Bas jouw vader was toch gestorven” zei Elizabeth. “Ja dat dacht ik ook maar de piraten hadden alles in scene gezet” antwoordde ik. “O oké dan kunnen we nu toch naar huis gaan wat eten, en dan kan jij piano spelen” zei Elizabeth. “goed” antwoordde ik. En zo konden ik en mijn vader veel concerten geven en mijn vrouw Elizabeth van de muziek genieten.




Gemaakt door Mike Keizer




 
 

Maak jouw eigen website met JouwWeb